Wat te doen als we straks minder inkomsten krijgen: Nieuw voor Oud
Henk Veneman, Paul Baart
Dit onderwerp was aan de orde in de politieke markt van 11 januari. Bij 'van Oud naar Nieuw' denk je in deze weken aan alles rond de jaarwisseling. Het gaat echter over iets anders. Gemeenten weten niet wat zij uit het gemeentefonds van het Rijk ontvangen in 2026. Gemeenten zijn voor een heel groot deel afhankelijk van de uitkeringen uit dat fonds. In grafieken valt de lijn van de inkomsten snel naar beneden, daarom noemen we 2026 wel het ravijnjaar.
Het is nog maar net 2024. Is dan al nodig om over 2026 na te denken? De gemeente is verplicht om plannen en begrotingen voor 4 jaren te maken. Het nieuw-voor-oud-traject gaat over hoe de gemeenteraad de komende maanden keuzen gaat maken wat betreft uitgaven van onze gemeente: de begroting voor de komende jaren 2025-2027. Net als bij andere organisaties is er ook bij de gemeente sprake van beperkte mogelijkheid om mensen in te zetten. De uitvoeringskracht van de gemeente is beperkt. Ook daarom moet de raad prioriteiten stellen over wel of niet uitvoeren de plannen die we hebben.
De eventueel beperkte middelen, de uitvoeringskracht van de gemeente en de plannen van de raad moeten leiden tot het bespreken van een voorjaarsnota voor de zomervakantie en een Meerjarenplanbegroting 2025-2027 aan het einde van het jaar. Duidelijk is dat we er niet zijn met hier en daar een beetje bijstellen van begrotingsposten.
De gemeenteraad zag dit al eerder aankomen en nam 2023 een tweetal besluiten:
- Er moet meer grip komen op realisatie en uitvoeringskracht
- Er moeten goede keuzes gemaakt gaan worden voor onzekere tijden
Beide besluiten zijn bedoeld om in de gemeenteraad de kaders af te spreken en richting aan te geven over de manier hoe om te gaan met eventueel minder gemeentelijke inkomsten. Als de financiële situatie verandert, is het belangrijk dat de consequenties de samenleving niet schaden. We moeten de kwaliteit van de omstandigheden in de gemeente en dorpen op niveau houden en ook de kwaliteit van de gemeentelijke organisatie handhaven. De gemeenteraad wil goed geïnformeerd zijn over de maatschappelijke impact van voorstellen die komen. En de raad wil het maatschappelijk debat over de plannen graag voeren. Daarvoor moet met inwoners, ondernemingen en instellingen gesproken worden.
Eerder is gesproken over hoe het college van B&W de raad informeert over welke projecten voorrang blijven krijgen en waarom. En nu lag in de politieke markt voor hoe we de route naar de voorjaarsnota gaan lopen:
- Op welke momenten de gemeenteraad betrokken wordt met betrekking tot keuzen voor langjarige financiële strategie om te komen tot 15 miljoen bezuinigingen voor 2026 en mogelijk nog een 2e 15 miljoen voor de jaren erna.
- Op welke momenten en hoe inwoners, bedrijfsleven en andere partners betrokken worden bij het zicht krijgen op maatschappelijke impact van een voorstel.
In de politieke markt ging het dus nog niet over de euro’s per project of plan. Wel over afspraken en kaders hoe het proces gaat om te komen tot de goede keuzes. Intussen zijn de ambtenaren al druk bezig om te werken aan voorstellen die het nieuw-voor-oud-traject vormgeven. Dat is geen gemakkelijke opgave. De overwegingen die het college en de raadsleden hebben, worden door hen meegenomen.
We weten niet wat de toekomst voor ons in petto heeft. We weten wel dat in de gemeente Apeldoorn de Raad, het College van B&W en de ambtenaren er gezamenlijk elk vanuit hun verantwoordelijkheid aan werken. In de bespreking tijdens de politieke markt hebben enkele partijen gezegd dat zij het belangrijk vinden dat er ook politieke keuzes gemaakt kunnen worden en dat daarom scenario’s, alternatieve aanpakken aan de raad moeten worden voorgelegd. Als raadsleden dat willen, doen ze dat door amendementen of moties in te dienen tijdens de raadsvergadering. Want de raadsleden hebben besloten dat ze op 25 januari een besluit nemen over het nieuw-voor-oud-traject om duidelijk te zijn naar de gemeentelijke organisatie en om helder te formuleren hoe zicht te krijgen op de raming van de kosten en de maatschappelijke uitwerking van de plannen.